Moet je huwelijkse voorwaarden steeds bijhouden?

Het slechte nieuws is dat het regelmatig bijhouden van je huwelijkse voorwaarden belangrijk is. Niemand heeft daar natuurlijk zin in. En vaak blijft het er daarom bij. Maar er is ook goed nieuws: het kan wel zonder een bezoek aan de notaris. Dus de kosten zijn geen reden om het niet te doen. Er zijn 3 onderwerpen van je huwelijkse voorwaarden die je zelf bij kunt houden. De wet geeft ook aan wat het gevolg is als je dat niet doet.

huwelijkse voorwaarden bijhouden

1. Wat is van wie?

Tot 1 januari 2018 stond het volgende artikel in de wet:

Artikel 1:130 Burgerlijk Wetboek

Een echtgenoot kan tegen derden zijn aanbreng van bij huwelijkse voorwaarden buiten de gemeenschap gehouden goederen, voor wat betreft rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn, slechts bewijzen door hun vermelding in de akte van huwelijkse voorwaarden of in een door de partijen en de notaris ondertekende, aan de minuut van die akte vastgehechte beschrijving. Indien de vermelding van een goed geen afdoende omschrijving daarvan biedt, kan aanvullend bewijs door alle middelen worden geleverd; ten aanzien van goederen die een echtgenoot buiten diens weten opgekomen waren, kan het bewijs door alle middelen worden geleverd.

Per 1 januari 2018 is dit artikel vervallen en kun je “met alle middelen” bewijzen wat van wie was. Een lijst met roerende zaken mag je dus ook zelf opstellen en bijhouden, zonder notaris. Doe je dat niet, en heb je ook geen ander bewijs, dan geldt nog steeds de “sanctie” van het volgende artikel:

Artikel 1:131 lid 1 Burgerlijk wetboek

Bestaat tussen niet in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een recht aan toonder of een zaak die geen registergoed is, toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt het goed geacht aan ieder der echtgenoten voor de helft toe te behoren.

2. Vergoedingsrechten bijhouden

Met of zonder huwelijkse voorwaarden, de wet geeft een standaard regeling voor het ontstaan van vergoedingsrechten:

Artikel 1:87 lid 1 Burgerlijk Wetboek

Indien een echtgenoot ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een goed dat tot zijn eigen vermogen zal behoren, verkrijgt of indien ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een schuld ter zake van een tot zijn eigen vermogen behorend goed wordt voldaan of afgelost, ontstaat voor de eerstgenoemde echtgenoot een plicht tot vergoeding.

In huwelijkse voorwaarden wordt standaard een keuze gemaakt tussen een vast of variabel vergoedingsrecht. Vast betekent dat het bedrag gelijk blijft. Variabel betekent dat de vergoeding hoger of lager is als het betreffende goed (zoals je huis) meer of minder waard wordt. Het bijhouden van afspraken over vergoedingsrechten mag je zelf regelen, zonder nieuwe huwelijkse voorwaarden te maken. Denk aan de situatie dat je een bedrag erft van een oom of tante en daarmee de hypotheek aflost. Je kunt dan samen met je echtgenoot de hoogte van het vergoedingsrecht op papier zetten.

Artikel 1:87 lid 4 Burgerlijk Wetboek

Echtgenoten kunnen bij overeenkomst afwijken van het eerste lid tot en met het derde lid. 

Zet je niks op papier dan geeft de wet aan wat hier het gevolg van is:

Artikel 87 lid 5 Burgerlijk Wetboek:

Kan de vergoeding overeenkomstig het eerste tot en met het vierde lid niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.

3. Periodiek verrekenbeding uitvoeren

Tussen de jaren ’70 en ’90 werd in huwelijkse voorwaarden vaak een periodiek verrekenbeding opgenomen. Dit is de afspraak om je spaargeld (het deel van je inkomen dat je niet hebt uitgegeven) elk jaar bij helfte te delen. Op die manier kon degene die geen inkomen had toch vermogen opbouwen. Vaak werd deze afspraak in de huwelijkse voorwaarden niet bijgehouden. Betekent dit dat deze afspraak bij een scheiding alsnog moet worden uitgevoerd? En hoe zit het dan met de waardestijging van bezittingen die je hebt gekocht van inkomen dat je had moeten verrekenen? Inmiddels geeft de wet een antwoord op deze twee vragen:

Artikel 1:141 Burgerlijk Wetboek:

lid 1: Indien een verrekenplicht betrekking heeft op een in de huwelijkse voorwaarden omschreven tijdvak van het huwelijk en over dat tijdvak niet is afgerekend, blijft de verplichting tot verrekening over dat tijdvak in stand en strekt deze zich uit over het saldo, ontstaan door belegging en herbelegging van hetgeen niet verrekend is, alsmede over de vruchten daarvan.

lid 3: Indien bij het einde van het huwelijk aan een bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen periodieke verrekenplicht als bedoeld in het eerste lid niet is voldaan, wordt het alsdan aanwezige vermogen vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in het licht van de aard en omvang van de verrekenplicht anders voortvloeit.

lid 6: De rechtsvordering tot verrekening, bedoeld in het eerste lid, verjaart niet eerder dan drie jaren na de beëindiging van het huwelijk dan wel na de inschrijving van de beschikking tot scheiding van tafel en bed in het register, bedoeld in artikel 116. Deze termijn kan niet worden verkort.

In extreme gevallen zullen deze regels tot gevolg hebben dat bij een scheiding alles door de helft gaat, alsof er een algehele gemeenschap van goederen was. Een periodiek verrekenbeding in je huwelijkse voorwaarden kun je dus maar beter elk jaar bijhouden!

Scroll naar boven