Pensioenrechten vallen niet in de gemeenschap van goederen. Het wel of niet hebben van partnerschapsvoorwaarden bepaalt dus niet wat er met je pensioen gebeurt als je uit elkaar gaat.

Artikel 94 Burgerlijk Wetboek:
De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle goederen die reeds vóór de aanvang van de gemeenschap aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden, en alle overige goederen van de echtgenoten (enz) met uitzondering van (enz) pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing is, alsmede met die pensioenrechten verband houdende rechten op nabestaandenpensioen;
In een andere wet staat dat het pensioen opgebouwd tijdens je partnerschap door de helft gaat als je uit elkaar gaat, tenzij je iets anders afspreekt in partnerschapsvoorwaarden.
Artikel 2 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (ook van toepassing bij een partnerschap):
In geval van scheiding en voor zover de ene echtgenoot na de huwelijkssluiting en voor de scheiding pensioenaanspraken heeft opgebouwd, heeft de andere echtgenoot overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet recht op pensioenverevening, tenzij de echtgenoten de toepasselijkheid van deze wet hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
Artikel 3 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding:
Het deel bedoeld in artikel 2, tweede lid, bedraagt de helft van het pensioen dat zou moeten worden uitbetaald indien (enz)
Welke opties heb je voor de verevening van je pensioen in partnerschapsvoorwaarden?
In partnerschapsvoorwaarden kun je:
- de verevening van je pensioen aan of uit zetten;
- de periode aanpassen;
- het percentage aanpassen;
- bijzonder nabestaandenpensioen aan of uit zetten.
1. De verevening aan of uit zetten
Stel dat je partnerschapsvoorwaarden maakt en je kiest daarin voor koude uitsluiting. En stel dat je dit doet omdat één van beiden een onderneming heeft en het vermogen dat hij of zij daarin opbouwt niet wil delen met de ander. Dan kan ik me voorstellen dat die ander ook geen zin heeft om de helft van zijn of haar pensioen in te leveren indien je uit elkaar gaat. In dat geval kan het een logische keuze zijn om de verevening van je pensioen uit te zetten in de partnerschapsvoorwaarden.
Artikel 2 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding:
In geval van scheiding en voor zover de ene echtgenoot na de huwelijkssluiting en voor de scheiding pensioenaanspraken heeft opgebouwd, heeft de andere echtgenoot overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet recht op pensioenverevening, tenzij de echtgenoten de toepasselijkheid van deze wet hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
2. De periode aanpassen
Stel je bent al 10 jaar bij elkaar op het moment dat je het partnerschap aangaat. Er zijn ook al kinderen en je hebt een gezin met een traditionele rolverdeling. In dat geval kan ik me voorstellen dat je de periode van de pensioenverevening wilt uitbreiden. Je kunt bijvoorbeeld ook het pensioen verevenen dat je opbouwde vanaf de geboorte van het eerste kind.
Een andere situatie is dat je nog geen kinderen hebt en daarom de pensioenverevening pas wilt laten ingaan op het moment dat je eerste kind wordt geboren.
Voor beide gevallen mag je in partnerschapsvoorwaarden een andere periode kiezen voor het verdelen van je pensioen.
Artikel 4 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding:
Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding kunnen de echtgenoten in afwijking van artikel 3, aanhef en onderdeel a van het eerste lid, overeenkomen het deel bedoeld in artikel 2, tweede lid, te bepalen op een door hen te kiezen vast percentage dan wel de in artikel 3, eerste lid, onder a, nader bepaalde periode te wijzigen. (enz)
3. Het percentage aanpassen
Stel je vindt het prima om je pensioen te verevenen maar je wilt dat niet “bij helfte” doen. In dat geval kun je een ander percentage kiezen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat één van beiden ZZP’er is en spaart en belegt voor zijn pensioen terwijl de ander in loondienst pensioen opbouwt. Als je kiest voor koude uitsluiting in je partnerschapsvoorwaarden dan heeft degene die in loondienst is geen recht op het spaargeld en de beleggingen van de ZZP’er. Omgekeerd heeft de ZZP’ er wel recht op de helft van het pensioen van degene die in loondienst is. Dit kun je dus aanpassen. Bijvoorbeeld door af te spreken dat niet 50% maar 30% van het pensioen aan de ander toekomt.
Artikel 4 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding:
Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding kunnen de echtgenoten in afwijking van artikel 3, aanhef en onderdeel a van het eerste lid, overeenkomen het deel bedoeld in artikel 2, tweede lid, te bepalen op een door hen te kiezen vast percentage dan wel de in artikel 3, eerste lid, onder a, nader bepaalde periode te wijzigen. (enz)
4. Nabestaandenpensioen
De vierde en laatste variabele gaat over wie je pensioen erft bij overlijden. Wanneer je geregistreerd partnerschap eindigt door overlijden, krijgt de langstlevende normaal gezien 70% van je ouderdomspensioen. Dit noemen we “nabestaandenpensioen”. Als je partnerschap eindigt in een scheiding, dan kan je ex nog steeds een deel van je pensioen erven. Dit heet “bijzonder” nabestaandenpensioen. Dat je ex hier nog recht op heeft, verlaagt mogelijk jouw eigen ouderdomspensioen bij leven. Voor kinderloze stellen vind ik het een vrij logische keuze om af te spreken dat je het bijzonder nabestaandenpensioen schrapt indien je uit elkaar gaat.
Tip: op deze pagina vind je meerdere modellen partnerschapsvoorwaarden waarin een aantal van bovenstaande opties voor je pensioen is opgenomen.